Bifosfonaten

Deze medicamenten zijn niet geliefd in de MKA-chirurgie omwille van de grote necrose die zij kunnen veroorzaken in de kaakbeenderen.

Bifosfonaten inhiberen de werking van de osteoclasten.

Zij worden gebruikt bij ernstige osteoporose, maar ook bij botmetastasen na bv. een borsttumor, bij evolutieve vormen van de ziekte van Paget (eventueel in eenmalig infuus). Ze worden ook gebruikt als symptomatische behandeling van ernstige hypercalcemie bij bepaalde hematologische aandoeningen en bij tumorale processen (met of zonder botmetastasen): vooral parenteraal.  Daarnaast worden bifosfonaten ook gebruikt in de behandeling van postmenopauzale osteoporose, osteoporose bij de man, en preventie of behandeling van osteoporose geïnduceerd door glucocorticosteroïden.

De belangrijkste contra-indicatie is zwangerschap. Belangrijkste ongewenste effecten:

  • Koorts en spierpijn bij intraveneuze toediening.
  • Diarree bij orale toediening.
  • Voor etidronaat: verergering van de botpijn en fracturen bij langdurig gebruik van hoge doses.
  • Slokdarmulcera, vooral met alendronaat: (zie rubriek "Bijzonder voorzorgen”).

Kaakbeennecrose komt voor bij gebruik van (voornamelijk) intraveneuze bisfosfonaten in deoncologie, vooral met zoledroninezuur en pamidronaat. Bij kankerpatiënten is een preventief tandheelkundig onderzoek aangewezen vóór starten van een bisfosfonaat, om invasieve tandheelkundige ingrepen tijdens de behandeling zo veel mogelijk te vermijden.

Verder wordt in de literatuur topische applicatie van bifosfonaten vermeld ter inhibitie van de tandmigratie. veroorzaakt tandretentie
Experimenteel blijkt niet alleen de tandmigratie te stoppen, met tandretentie tot gevolg, maar ook de wortelresorptie en dàt kan een interessante toepassing worden voor topisch gebruik

Merknamen: Aredia, Fosamax, Alendronate, Pamidronate, Pamidrin, Zometa, Skelid.

in de rechter onderkaak zien we een osteolytisch letsel bij iemand die behandeld
wordt met intraveneuze bifosfonaten omwille van een oncologische indicatiestelling.



het intraorale letsel ziet eruit zoals hierboven tezien is: een grote necrotische botkrater;
de patiënte heeft erg veel pijn; het letsel ruikt fel en vies


conserverende operatieve zuivering toont goed de grote necrotische botletsels
die verwijderd worden (sekwesters)


zelfs met een conserverende houding zijn deze letsels moeilijk onder controle te houden;
altijd is het zo dat het letsel in het bot véél groter is dan te zien is op de röntgenfoto's;
het is aangewezen om bijkomend ct-scan onderzoekingen en NMR-onderzoekingen aan te vragen.

als niets meer helpt tegen de pijn wordt het gehele zieke stuk kaak verwijderd, wat dan ineens een grote operatie voor de patiênt betekent; helaas genezen dergelijke letsels slecht; men tracht steeds dergelijke grotere ingrepen te vermijden;


de foto toont een reconstructieplaat omdat men een dergelijk letsel eerst tot rust
wil laten komen alvorens een nieuw kaakherstel tot stand te brengen

1. Waarom u dit boekje heeft gekregen

Dit boekje is bestemd voor patiënten aan wie een bifosfonaat is voorgeschreven. De bedoeling is om u meer informatie te verschaffen over dit geneesmiddel en de ziekten waarvoor het gebruikt wordt.

Als er iets niet duidelijk is of als u nog vragen heeft, aarzel dan niet uw arts of uw verpleegkundige te contacteren. Het is belangrijk dat u weet wat u kan verwachten van uw behandeling. Elke persoon reageert verschillend op de behandeling. Het is dus belangrijk om te praten met uw arts of uw verpleegkundige over hoe u zich voelt.

2. Wat is een bifosfonaat en waarvoor wordt het gebruikt?

Een bifosfonaat is een geneesmiddel voor de behandeling van ziekten die de botten aantasten, zoals bij uw aandoening. Een bifosfonaat is niet zoals de klassieke chemotherapie. Een bifosfonaat werkt door zich vast te hechten aan het botoppervlak en zal de botschade, veroorzaakt door uw aandoening, afremmen.

3. Hoe wordt een bifosfonaat toegediend?

Een bifosfonaat wordt toegediend via een infusie (toediening van vloeistof in een ader) of oraal (inslikken van een pil). Uw arts zal beslissen hoeveel en hoe vaak u een infusie/ pil moet krijgen. Mogelijk zal uw arts of uw verpleegkundige aanraden om veel water te drinken voordat en nadat u uw geneesmiddel gekregen heeft.

4. Waarom is er u een bifosfonaat voorgeschreven?

Bij veel patiënten met uw aandoening worden er uitzaaiingen naar het bot vastgesteld. Hierdoor verzwakken de beenderen, met als mogelijk gevolg pijn, breuken of andere verwikkelingen. Een bifosfonaat helpt dit te voorkomen of remt dit proces af.

5. Hoe werkt een bifosfonaat ?

Elk lichaamsdeel bestaat uit miljoenen cellen. In het bot zijn er twee soorten cellen werkzaam: osteoclasten en osteoblasten. Osteoclasten zijn cellen die zorgen voor bot afbraak. Osteoblasten zijn cellen die zorgen voor bot opbouw. Door een evenwichtige werking van deze cellen wordt het b.ot krachtig en gezond gehouden.

De taak van de osteoclasten is het oud of beschadigd botweefsel te verwijderen. Dit doen ze door stoffen vrij te geven die oude, te vervangen botgedeelten afbreken. De taak van de osteoblasten bestaat erin het door de andere cellen (osteoclasten) afgebroken botweefsel te vervangen en her op te bouwen.

Kwaadaardige cellen kunnen stoffen vrijstellen waardoor de osteoclasten en osteoblasten ontspoord raken. In dit geval kan er teveel botweefsel worden verwijderd of integendeel te veel botweefsel worden aangemaakt. Op die manier kan uw aandoening de botten beschadigen en verzwakken. Wanneer dit gebeurt is er sprake van botmetastase. Een bifosfonaat hecht zich aan de botten en remt de werking van deze cellen af, zodat botverwikkelingen voorkomen of verminderd worden.

Hoe werkt een bifosfonaat ?

Kwaadaardige cellen die het bot hebben aangetast kuno nen osteoclasten ertoe aanzetten botweefsel te snel af te breken, waardoor dit bot zwakker wordt.
In sommige gevallen wordt er nieuw botweefsel e gevormd waar het niet nodig is. Dit maakt de botten niet sterker, integendeel ze verzwakken.
Dankzij de bifosfonaten vormt er zich een beschermende laag op het botoppervlak en wordt de overmatige o werking van deze cellen afgeremd. Hierdoor blijft het bot stabiel en kunnen botverwikkelingen worden voorkomen.

6. Welke symptomen kan ik hebben?

Een botmetastase kan pijn in het bot veroorzaken en omdat het bot verzwakt is kan het makkelijker breken. Indien de wervelkolom is aangetast, kan dit pijn, gevoelloosheid bij aanra¬king en zwakte in de armen of de benen veroorzaken. Dit komt omdat de zenuwen die naar de ledematen gaan, samengedrukt kunnen worden onder invloed van de metastase in de wervelkolom.
Aangezien het bot sneller dan normaal wordt afgebroken, kan het gebeuren dat er teveel calcium uit het bot vrijkomt en in de bloedstroom terechtkomt, hypercalciëmie genoemd. Hierdoor kan u suf of misselijk worden of zich niet goed voelen.

7.  Hoe kan een bifosfonaat mijn symptomen verlichten?

Een bifosfonaat werkt in op de plaatsen van het bot waar de osteoclasten (de cellen die oud of beschadigd bot afbreken) zeer actief zijn. Het bifosfonaat hecht zich aan het botopper¬vlak en remt de werking van deze cellen af, wat bijdraagt tot het herstellen van het evenwicht tussen osteoclasten én osteoblasten. Het bifosfonaat behandelt niet de aandoening zelf maar het kan de botpijn verlichten en breuken helpen voorkomen.
Het wordt ook gebruikt om hypercalciëmie, een verhoogd gehalte calcium in het bloed wat door de aandoening kan worden veroorzaakt, te voorkomen of te behandelen.

8. Wie mag een bifosfonaat gebruiken?

Uw arts zal nagaan of het veilig is om u een bifosfonaat toe te dienen. U mag een bifosfonaat niet krijgen als u allergisch bent voor dit product, als u zwanger bent of als u borstvoeding geeft. Als u lever-of nier-of tandproblemen heeft, moet u dit aan uw arts melden. U moet uw arts ook vertellen welke andere geneesmiddelen u eventueel inneemt, met inbegrip van geneesmiddelen die zonder voorschrift in de apotheek verkrijgbaar zijn, geneeskrachtige kruiden, homeopathische geneesmiddelen of natuurproducten.
Uw arts zal uw behandeling van nabij opvolgen. Hij of zij zal regel¬matig een bloedonderzoek en een mondonderzoek vragen.

9. Mogelijke risico's en ongemakken.

Aangezien een bifosfonaat zich aan het botoppervlak hecht om het te beschermen en vooral tegen de osteoclasten gericht is, worden andere cellen niet aangetast. Bijwerkingen vormen doorgaans geen groot probleem bij patiënten die met bifosfonaten worden behandeld. Weliswaar hebben sommige patiënten bijwerkingen gemeld. Deze bijwerkingen zijn doorgaans van lichte of matige aard en verdwijnen vaak spontaan na korte tijd. Bepaalde bijwerkingen treden veeleer op na de eerste of de tweede toediening van een bifosfonaat.

U dient uw arts onmiddellijk te contacteren indien u last heeft van ernstige, langdurige of verontrustende bijwerkingen of symptomen, ook bijwerkingen die niet vermeld zijn in de volgende opsomming.

  • Verhoogde lichaamstemperatuur.
    Patiënten die met een bifosfonaat werden behandeld hebben melding gemaakt van griepachtige symptomen zoals hoofdpijn, koorts, botpijn, gewricht-en/of spierpijn en vermoeidheid. In de meeste gevallen is er geen speciale behandeling nodig en verdwijnen deze effecten spontaan na korte tijd.
  • Huidreacties (roodheid of zwelling) op de infusieplaats (waar het product in de ader is ingelopen).
  • Spijsverteringsklachten.
  • Slokdarmirritatie.
  • Verstoorde nierwerking. Uw arts zal bloedonderzoeken en eventueel urine onderzoeken, laten uitvoeren om de werking van uw nieren te controleren en om te verzekeren dat alles normaal is. Het bloedgehalte van bepaalde chemische stoffen, zoals calcium, fosfor en/ of magnesium kan verlaagd zijn maar uw arts zal dit regelmatig nagaan en uw behandeling zo nodig aanpassen.
  • Mond-of kaakbeenklachten. Bij patiënten met uw aandoening kan tijdens de behandeling een mond-of kaakprobleem optreden, osteonecrose van de kaak genoemd. Dit wordt gekenmerkt door de blootlegging van bepaalde zones in de mond. Deze aandoening kan zich voordoen zonder andere tekenen of gepaard gaan met pijn en ongemakken. In ernstige gevallen neemt de botmassa af of wordt het bot plaatselijk afgebroken.

De symptomen die zich kunnen voordoen zijn onder meer (dus niet uitsluitend):

  • Pijnlijk, gezwollen of geïnfecteerd tandvlees
  • Loskomen van de tanden
  • Slechte genezing van het tandvlees
  • Een verdoofd of zwaar gevoel in de kaak

Als u een van deze of andere symptomen of problemen hebt in de mond of de kaken, breng uw behandelende geneesheer onmiddellijk op de hoogte en volg zijn aanbevelingen op. Hij kan u doorverwijzen naar een mondarts die osteonecrose van de kaak kan vaststellen en behandelen.

De diagnose kan worden gesteld door een onderzoek van de mond. Mogelijk zijn ook röntgenfoto's, infectietests (bacteriologische culturen) of een biopsie vereist. De behandeling van deze aandoening kan bestaan uit antibiotica, mondspoelingen en uitneembare mondapparaten. Mogelijk zijn ook kleine ingrepen noodzakelijk.

Heelkundige ingrepen worden doorgaans vermeden omdat ze de toestand kunnen verergeren.

Het is niet exact bekend wat de oorzaak is van osteonecrose van de kaak, noch hoe vaak het voorkomt.

Tandverzorging is een belangrijk onderdeel van uw algemene lichaamsverzorging, vooral tijdens uw behandeling . Om de gezondheid van uw mond en tanden optimaal te houden, moet u uw tandarts inlichten over uw aandoening en de behandelingen die u volgt, en dit bij het eerste tandartsbezoek na de diagnose van uw aandoening.

Het is ook aangewezen dat u uw tandarts en uw behandelende geneesheer met elkaar in contact brengt wanneer u een tandconsultatie nodig zou hebben.

10. Belang van een goede mondhygiëne

De behandelingen die u krijgt voor uw aandoening kunnen een invloed hebben op uw hele lichaam en dus ook op uw tanden en tandvlees. Daarom is een goede tandverzorging erg belangrijk voor personen die in behandeling zijn voor uw aandoening. Een goede tandverzorging begint met een goede communicatie met uw tandarts en uw behandelende geneesheer. Uw behandelende geneesheer moet op de hoogte zijn van uw tandheelkundige geschiedenis en uw tandarts moet weten dat u een behandeling volgt die een invloed op uw tanden kan hebben.

Hier vindt u de richtlijnen voor een goede tandverzorging:

  • Plan een afspraak bij uw tandarts voor een onderzoek en reiniging van uw tanden alvorens de behandeling te starten en laat uw tanden regelmatig onderzoeken tijdens de behandeling.
  • Als u een kunstgebit hebt, vraag uw tandarts het te controleren en eventueel aan te passen.
  • Bespreek alle ingrepen aan uw tanden met uw behandelende geneesheer en laat ze ook uitvoeren alvorens u met de behandeling start (zoals het trekken van tanden of het plaatsen van tandimplantaten).
  • Alle ingrepen aan uw tanden (zoals het trekken van tanden of het plaatsen van tandimplantaten) die uw tandarts kan aanbevelen terwijl u de behandeling volgt, moeten eerst met uw behandelende geneesheer worden besproken.
  • Breng uw behandelende geneesheer op de hoogte als u tijdens de behandeling een van de volgende toestanden opmerkt/ ondervindt: bloedend tandvlees, pijn, een ongewoon gevoel aan uw tanden of tandvlees of een infectie.

De dagelijkse tandverzorging is dezelfde voor mensen die de behandeling volgen als voor mensen die geen behandeling volgen maar omdat de behandeling de gezondheidstoestand van de mond kan beïnvloeden is het nog belangrijker de tanden goed en regelmatig te verzorgen.

Dagelijkse tandhygiëne:

  • Poets uw tanden na elke maaltijd en voor het slapengaan met een zachte tandenborstel en zachte poetsbewegingen.
  • Flos de tanden voorzichtig een keer per dag om tandaanslag te verwijderen (als uw tandvlees bloedt of pijn doet, vermijdt u de pijnlijke zone maar flos wel de andere tanden).
  • Houd uw mond vochtig door vaak met water te spoelen (veel geneesmiddelen veroorzaken een "droge mond" wat kan leiden tot tandbederf en -problemen).
  • Gebruik geen mondspoeling die alcohol bevat.

Met behulp van een spiegel, kan u uw tanden en tandvlees dagelijks op veranderingen zoals wondjes of bloedend tandvlees controleren. Als u een probleem of een verandering opmerkt of als u pijn hebt aan uw mond, tanden of kaken meld dit onmiddellijk aan uw behandelende geneesheer.

11. Waar kan ik meer informatie krijgen?

Uw arts of uw verpleegkundige is het best geplaatst om u informatie te geven over alle aspecten van uw gezondheid en uw behandeling